▌ Wachten

Vanavond zal ik wachten
tot ik de sleutel hoor,
je voetstap op de trap.
Buiten mag het stormen,
slaat regen tegen ’t raam,
als jij straks naast mij liggen komt,
wordt het hier goed en warm.

          Want ik begeer je,
          ik begeer je zoals ik je ken
          en sluit je in mijn armen,
          omdat jij mij begeert zoals ik ben.

Morgen zal ik wachten
als ik de vogels hoor,
tot jij je ogen wendt naar mij.
‘k Zal de gordijnen opendoen,
zodat het warme ochtendlicht
zich nestelt in je haar,
glinstert in je gezicht.

          Want ik bemin je,
          ik bemin je zoals ik je ken
          en sluit je in mijn armen,
          omdat jij mij bemint zoals ik ben.

Later zal ik wachten
als ik oud mag worden aan jouw zij.
Maar misschien loop ik dan
iets minder kwiek dan jij.
Wanneer de zon schijnt schuifelen wij
vast langs de Ijsselzoom.
Maar als het regent gaan we terug
in bed en koesteren onze droom.

          Want ik aanvaard je,
          ik aanvaard je zoals ik je ken
          en sluit je in mijn armen,
          omdat jij mij aanvaardt zoals ik ben.